Onrechtmatige uitingen

Je zou het niet zeggen, maar tussen dieetpillen, een begraafplaats en een zwarte lijst bestaat een verband. Het zijn onderwerpen uit rechtszaken over onrechtmatige publicaties. Het juicekanaal van Yvonne Coldeweijer moest haar uitspraken over zangeres Samantha Steenwijk rectificeren,1 een drietal complotdenkers werd verboden om zich nog langer uit te laten over niet-bestaande satanisch-pedofiele misdrijven op een begraafplaats in de gemeente Bodegraven,2 en een stichting mocht geen ‘zwarte lijst’ van medisch personeel online zetten.3

In dit soort zaken staat het recht op vrijheid van meningsuiting tegenover het recht op eerbiediging van de goede naam. Vrije meningsuiting is een grondrecht binnen onze democratische samenleving.4 Het dekt onder andere uitlatingen die ‘beledigen, schokken of ontzetten’. Het recht op eerbiediging van de goede naam is ook een grondrecht dat de bescherming van de persoonlijke identiteit en integriteit waarborgt.5 Ook de reputatie van een persoon of bedrijf valt onder de paraplu van persoonlijke identiteit, en wordt beschermd door het recht op een persoonlijke levenssfeer.

Beide grondrechten zijn fundamenteel voor behoud van de democratische rechtsstaat, maar geen van beide is absoluut. Hoe trek je daar een grens tussen? Wanneer is een publicatie onrechtmatig, en wanneer mag iemand ‘gewoon’ iets kwalijks zeggen over jou of je bedrijf?

De rechter zal per zaak de belangen van partijen tegen elkaar afwegen. De rechter betrekt daarbij alle omstandigheden van het geval en zal aan de hand daarvan een oordeel vellen over welk van de twee grondrechten vóór gaat op de ander. Daar bestaat geen vaste rangorde tussen. Er is geen regel op basis waarvan de uitkomst met zekerheid vooraf voorspeld kan worden. Wel bestaan meerdere factoren die een rol spelen bij de beoordeling door een rechter:6

  1. de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen zien;
  2. de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
  3. de mate waarin ten tijde van de publicatie de uitlatingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
  4. de inkleding van de uitlatingen, gezien in verhouding tot de bovenstaande factoren;
  5. de aard van de media waarop/waarin de gewraakte uitlating werd gepubliceerd;
  6. de vorm waarin de uitlating werd gepubliceerd;
  7. het doel van de publicatie: nastreven eigenbelang, ter verdediging van zichzelf of een ander doel; en
  8. het tijdsverloop sinds en/of de herhaling van de publicatie van de uitlating.

Bij feitelijke beweringen wordt bekeken of die op waarheid berusten. Als de uitlating geen steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, niet juist is of niet aannemelijk is en schade veroorzaakt, dan is de uiting al gauw onrechtmatig.

Die onrechtmatigheidsdrempel wordt sneller gehaald wanneer de onjuiste mededeling ernstige beschuldigingen betreft. Ernstige beschuldigingen/verdenkingen kunnen bijvoorbeeld zien op beschuldigingen van misbruik maken van positie (corruptie, omkoping en ongerechtvaardigde verrijking).

Ten aanzien van de juistheid van uitlatingen, gaat de Nederlandse rechtspraak ervan uit dat degene die beschuldigingen heeft geuit, de juistheid ervan dient te bewijzen. De beschuldigde zal wel duidelijk moeten maken tegen welke uitingen precies bezwaar wordt gemaakt. Je kunt niet zomaar zeggen dat iemand zich in het algemeen onrechtmatig uitlaat. Je zal specifiek aan moeten geven waartegen je ageert.

Het is vooraf niet altijd duidelijk of een uitlating van iemand anders over jou of je bedrijf toelaatbaar is. BINGH Advocaten heeft de ervaring om mee te denken over dit soort situaties. BINGH adviseert bedrijven en ondernemers over het beschermen van hun reputatie en hun intellectuele eigendommen, en staat hen bij in zaken omtrent de handhaving daarvan.

Voor meer informatie en bij vragen kunt u contact opnemen met BINGH Advocaten:

Lars Bakers

Matthijs Schonewille

***

  1. Rechtbank Amsterdam 29 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2347, Mediaforum 2022-4, nr. 11 m.nt. E.H.F. Dings.
  2. Rechtbank Den Haag 2 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6769, Module Privacy & AVG 2022/4246.
  3. Rechtbank Midden-Nederland 8 januari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:23, Computerrecht 2021/118 m.nt. P. de Leeuwe.
  4. EHRM 8 juli 1986, NJ 1987/901, m.nt. Alkema (Lingens).
  5. EHRM 24 juni 2004, nr. 5932/00, NJ 2005/22, m.nt. E.J. Dommering (Hannover/Duitsland i).
  6. HR 24 juni 1983, NJ 1984/801 (Gemeenteraadslid).